Vrijdag 1 maart 2019 overhandigde minister Ingrid van Engelshoven (OCW) mij de scriptieprijs van de Landelijke Studentenvakbond voor mijn masterscriptie De mooiste tijd van je leven?
In mijn scriptie onderzocht ik hoe de psychische klachten en studievertraging van studenten samenhangen met de omgeving waarbinnen ze studeren. Lees hier het nieuwsbericht van ScienceGuide.
Uit het juryrapport:
‘De winnende scriptie van dit jaar heeft de tijdgeest op een werkelijk voortreffelijke wijze weten te vatten. Het geeft een prachtig inzicht in wat er gebeurt wanneer overheid en maatschappij steeds hogere eisen stellen aan rendement en doelmatigheid. Dat heeft onverbiddelijk zijn weerslag op de organisatie, de docent en de student. Maar wie heeft er nog oog voor de mens in al dit Exceltabelgeweld? Wat blijft er over van onze moraal? En de relaties die wij in het hoger onderwijs met elkaar aangaan?
Het waren die vragen die op de pijnbank werden gelegd en ontleed. Niet op een pijnlijke wijze, niet veroordelend. De auteur deed dit juist door zich ‘naast’ de casus te plaatsen. Door te kaderen en te conceptualiseren, aan de hand van hedendaagse en reeds overleden filosofen. Die afstand betekent overigens niet dat deze scriptie minder hard aankwam. Soms is de abstractie de manier om bij de lezer binnen te komen. “Je krijgt zin om de scriptie even weg te leggen, en de filosoof erbij te pakken.” Gonsde het door het juryberaad.
De winnende scriptie van dit jaar stelt vragen, kadert en geeft een antwoord. Niet door middel van een experiment, niet door brononderzoek, maar door gedegen lees- en denkwerk van het hoogste kaliber. In dik zestig pagina’s, genoeg voor het begin van een onderhoudend boek, wordt de lezer bekendgemaakt met hoe het is om een student te zijn anno 2018. Wat is jouw relatie tot de opleiding, tot de docent, en misschien nog wel het meest belangrijke: jezelf.
We lezen over de uitwerking van controlerende systemen zoals het bindend studieadvies en aanwezigheidsplicht. Hun uitwerking op de studiehouding van studenten en bovenal hun relatie tot de instelling. “Deze vervangen de controle die mensen in groepen op elkaar uitoefenen, en daarmee ook de verantwoordelijkheid die mensen voor elkaar voelen.”
Het is een beeld van een afstandelijke relatie dat geschetst wordt in deze scriptie. Een relatie waar de docent er puur is om te doceren, en harde studiepuntengrenzen — zonder kans op herstel — of in het beste geval de studieadviseur het substituut worden voor persoonlijk contact. De auteur durft de zaak wél persoonlijk te maken.
Wat de jury wellicht wel de belangrijkste conclusie vond, was de analyse van het beeld dat heerst over psychische problemen onder studenten. Want, zo beargumenteert de auteur, de individuele aanpak van de problematiek — die overigens vaak pas start als het probleem er al is — verraadt dat niet alleen studenten maar ook instellingen psychische klachten onder studenten nog voornamelijk als persoonlijke aangelegenheid, en dus verantwoordelijkheid zien.
Nog een quote: “Studenten moeten zoveel potentieel nare gevolgen zien af te wenden, dat er nauwelijks ruimte is om te handelen in overeenstemming met wie zij zelf willen zijn. Ze moeten voorkomen van de opleiding gestuurd te worden, een hoge studieschuld te krijgen, na het afstuderen geen werk te kunnen vinden.” In een tijd dat er al veel op studenten afkomt, zouden in de eerste plaats instellingen — en niet het ministerie — hier veel meer oog voor moeten hebben.
Een masterscriptie is het moment dat de leerling de meester even zou moeten ontstijgen, en hier is veel meer gebeurd. Onder ongetwijfeld bezielende leiding van haar begeleider heeft de winnares van dit jaar de stoutste dromen van de jury weten te overtreffen, ze is verder gegaan waar anderen gebleven waren — veel verder.’