Tijdens de Maand van de Filosofie organiseert kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis Atria drie lezingen over vrouwelijke filosofen. Op 14 april 2015 gaf Cris van der Hoek een lezing over Simone de Beauvoir en interviewde zij mij na afloop over hoe De Beauvoir mij inspireert.
Ter gelegenheid van de lezing schreef ik onderstaande blogpost voor Atria.
Het persoonlijke politiek: socialistisch feminisme à la De Beauvoir
Lean in! Met deze pakkende titel veroverde Facebook topvrouw Sheryl Sandberg in 2013 de Verenigde Staten. Ze moedigt vrouwen aan zich minder bescheiden op te stellen en zichzelf slim in de markt te zetten, om zo de top te bereiken. Dit is niet alleen ‘directeurenfeminisme’, zoals Anja Meulenbelt het noemt, maar ook een uiting van feminisme dat een alliantie aangaat met grote commerciële bedrijven.
Een andere opkomende beweging is de social start-up. Pas afgestudeerden verenigen zich om zaken als klimaatverandering en eenzaamheid onder ouderen op te lossen door hippe events te organiseren en verantwoorde producten aan te bieden. Zo kan iedereen de wereld verbeteren door soep van lelijke groenten te eten of mutsen te kopen die door oma’s zijn gebreid. Op vrolijke websites hebben de start-ups het over ‘niet denken, maar doen’ en ‘positiviteit’.
Wat Sandberg en de social start-ups met elkaar gemeen hebben, is dat de betere wereld exact binnen de kaders van de bestaande orde tot stand komt. Maatschappelijke vooruitgang gegoten in een businessmodel. En vooral: persoonlijke, lokale oplossingen voor politieke problemen.
Susan Faludi wees in The Baffler al op de gevolgen van Sandbergs individualistische, commerciële feminisme. Het ontmoedigt solidariteit en ontkent de belemmeringen die door het collectief van vrouwen op de werkvloer worden ervaren. “If you were waiting for someone to lean in for child care legislation, keep holding your breath.”
Ook de social start-ups maken een heleboel politieke problemen in één klap particulier. Zowel het tekort aan banen voor starters, als de taken die hun start-ups op zich nemen, zijn politieke aangelegenheden. Maar de social start-ups pakken die problemen alleen op individueel niveau aan. De jonge werklozen zetten zichzelf daarmee in de markt en kunnen er met een beetje geluk misschien nèt van rondkomen. Ik begrijp het volkomen: je voelt je dan een stuk minder machteloos en je kunt je met gelijkgezinden inzetten voor iets goeds… Toch vormen social start-ups nooit structurele oplossingen voor grotere groepen, en dragen hun initiatieven hoogstens bij aan kortstondig verhoogd bewustzijn. Na het (ver)kopen van zo’n soep is het geweten immers gesust.
Bovendien merkt alleen een bovenklasse iets van de verworvenheden van directeurenfeminisme en social start-ups. Zij belanden in de directiekamer of hun start-up wordt opgemerkt door Shell of Unilever − altijd al dol op positief geformuleerde alternatieven die geen bedreiging vormen. Daarna moet het klimaatprobleem maar op zoek naar nieuwe soepmakers en moet de rest van de werkende wereld op betaalbare kinderopvang blijven wachten.
Er zal nooit collectief gevoelde verontwaardiging ontstaan als iedereen maatschappelijke problemen op zichzelf blijft betrekken. Volgens mij blijft verontwaardiging nog altijd een voorwaarde voor structurele politieke verandering. De angst om boos, negatief, verontwaardigd of als een slachtoffer over te komen heeft het feminisme al veel te lang gekneveld. Denk maar aan het cliché dat feministen boze mannenhaters zijn. Soms krijg ik de indruk dat vrouwen het zich (nog) niet kunnen veroorloven boos, chagrijnig of onaardig te zijn (of dik of slecht gekleed of lelijk..)
De Maand van de Filosofie staat dit jaar in het teken van ongelijkheid. Een mooie gelegenheid om Simone de Beauvoir eens te (her)lezen. Zij zag feminisme als een maatschappijkritische beweging, die zorg en betrokkenheid bij het lot van medemensen voorstaat, in plaats van persoonlijk succes en carrière. Niet pragmatisch, maar idealistisch. En boos als het moet.